Toegevoegd: 20 december 2005
Agadez, 8 december 2005
De 2 Nederlanders, Joris en Joris, zijn net aangekomen in Hôtel Agreboun. Met een 4-wheeldrive zijn ze vanaf Kaapstad over land naar Niger gereisd. Beide Jorissen zijn wel in voor een bezoekje aan de oma van Belli. Het is een beetje onduidelijk waar de oma van Belli nu precies woont, maar dat wordt later allemaal duidelijk. We gaan eerst langs In Gall, het slaperige stadje dat elk jaar in september wordt wakker geschud door het festival La Cur Salee een Wodaabe en Touaregfestival. We bezoeken het komische dinosaurusmuseum. Het museum is dicht tussen 12.00 en 15.00 uur, maar je kunt gewoon over het muurtje stappen en dan sta je binnen. Archeologen krijgen een hartverzakking als ze zienhoe de dino-botten er hier bij liggen. In een lemen bouwval liggen wat botten verspreid in het stof, met hier en daar een bordje dat kennelijk duidelijk moet maken wat het hoopje botten voorstelt. We laten het maar voor wat het is, voorzichtig over de rondslingerende botten heenstappend.
Belli begint alle naen op te noemen van de waterputten waar we langskomen op de weg naar zijn oma. Ik vind het grappig. Water is hier zo belangrijk dat alle putten namen hebben. Ik zit er natuurlijk helemaal naast, maar daarover straks. We stoppen een paar keer bij zo'n put om te praten met de Wodaabes die er hun vee te drinken geven, althans Belli praat met ze. Wij staan er bij en kijken ernaar. De laatste stop die we maken is bij het campement van de oom van Belli. De geur van mest, rook en vee ruikt vertrouwd. Een jonge Wodaabe vrouw loopt om de auto heen. Belli is verwikkeld in het langdurige begroetingsritueel, met een heleboel 'eeehs' en 'aahs'. Fascinerend. Het wordt steeds drukker om ons heen. Een oude vrouw komt met een bos brandhout op haar hoofd aanlopen en vanuit het niets verschijnt een jonge Wodaabeman met een prachtig bewerkt zwaard in zijn schede. De kinderen zien eruit als punkertjes met hun haren in een soort hanekam geschoren. We zien nergens een hut, alleen een stukje grond dat afgeschermd wordt door wat acaciatakken. De hele weg ernaar toe hebben we niets of niemand gezien. Soms vraag ik me dan af: waar komen deze mensen in hemelsnaam allemaal vandaan?
Belli heeft ondertussen genoeg informatie uitgewisseld en de jonge Wodaabeman met zwaard, door ons eensgezind 'zwaardmans' gedoopt, gaat met ons mee. Als Marnix het portier opendoet, dringt opeens de jonge Wodaabe vrouw naar binnen en gaat vastbesloten zitten. De komende minuten speelt er zich een klein familiedrama voor ons ogen af. De vader van deze jonge vrouw, zo blijkt, is zeer ernstig ziek en in Agadez. Ze wil naar hem toe, maar heeft de opdracht gekregen van de familie om voor de achtergebleven kinderen te zorgen. Alle Wodaabes proberen haar uit de auto ta praten en zelfs te trekken, zij het met zachte hand. Ze houdt zich stevig vast aan de hoofdsteunen. Wij stappen maar weer uit en houden ons afzijdig van dit drama. Uiteindelijk 'wint' ze het 'gevecht' en terwijl ze zachtjes naast me zit te snikken, rijden we verder. Het lijkt alsof niemand precies weet waar oma nu precies woont. Zelfs Zwaardmans heeft blijkbaar alleen een idee van de richting. Via een omweg, langs de waterput van Belli (ik begrijp er dan helmaal niets meer van), zien we een vuurtje branden en 2 bedden staan. Een vrouw staart verbaasd naar de auto. Pas als Belli uitstapt breekt er een lach door op haar gezicht. Alsof ze zich verstopt hebben, komen oma en de kinderen tevoorschijn. Dan valt eindelijk het kwartje bij me. Deze nomadestam zijn nog nomaden in de ware betekenis van het woord. Ze bouwen geen hutten, hebben slechts 1 of 2 bedden per familie, die helemaal uit elkaar kunnen en wat keukenspullen. De omheining van acaciatakken is er om het kleine vee tegen wild te beschermen in de nacht. Elk moment kan deze familie hun boeltje pakken en verder trekken. Daarom zijn dus die waterputten zo belangrijk. Het zijn de enige oriëntatiepunten als je op zoek bent naar je oma bijvoorbeeld. De Wodaabes die er hun vee te drinken geven, kunnen je misschien vertellen in welke richting je moet zoeken.
Oma is een oude (90 jaar volgens Belli) kromgegroeide dame, maar nog kwik. Ze is zo open en hartelijk, dat het lijkt alsof ze elke dag blanken op bezoek krijgt. Later hoor ik dat de Wodaabes geloven dat vreemdelingen geluk brengen en dat verklaart de overweldigende gastvrijheid die we hier ervaren. We blijven lang tot na het donker. Bij het afscheid stort oma een vloed van zegewensen over ons uit. Ik raak helemaal ontroerd en denk met tranen in mijn ogen aan mijn eigen oma, die (net zo oud) net verhuisd is naar een verpleegtehuis. Wat een schrijnend groot verschil.
De jonge Wodaabe vrouw heeft stand gehouden en we brengen haar naar haar vader in Agadez. Ik bewonder haar erom. Diep onder de indruk van het bezoek aan oma komen we aan in Agreboun. We willen morgen wel weer.
|