Toegevoegd: 22 juni 2008
Gyalthang, 12 en 13 juni 2008
Nog slaperig ontbijten we in een bijna leeg tentje. Slechts een ander stel is zo vroeg op. Martien en Eric komen uit België en vragen aan ons of we weten waar het horse racing festival precies is. We zijn een van de weinigen die de juiste informatie hebben gekregen. De overheid heeft de datum steeds verzet waardoor veel toeristen te vroeg of te laat in Gyalthang aankomen voor het festival. Zelfs de inwoners van het stadje wisten niet wanneer het festival plaats zou vinden. Gelukkig kennen we een Tibetaan die goed bevriend is met de lokale overheid (waardoor we hem niet helemaal vertrouwen) en ons de juiste informatie kon vertellen.
Samen lopen we naar het stadion. Onderweg komen we steeds meer festivalgangers tegen. Het zijn Tibetanen die hun mooiste kleding hebben aangetrokken. We volgen hen, ook als ze een shortcut door het veld nemen. Op het plein voor het stadion staan de kraampjes met eten en sigaretten klaar. Anderen die een graantje willen meepikken van de feestvreugde, bouwen hun kraam op waarmee je met ballen gooien een knuffelbeestje kan winnen of een flesje lokaal gestookte alcohol. De overdekte tribune zit al vol. Ook nu schijnt de zon uitbundig. We gaan op de volgende tribune zitten. Ik kijk om me heen en zie dat we bijna de enige toeristen zijn. We worden omringd door prachtig uitgedoste Tibetaanse dames, die ons nieuwsgierig aankijken. Een paar mannen met mutsen van vossenbont lachen ons toe. Dan zie ik een aantal kinderen van het tehuis. Ze zwaaien als ze ons zien en komen bij ons zitten. Van hen begrijp ik dat Lobsang Tashi, het stoere Khampa jongentje, rijdt. Ik weet al dat Lobsang La ook rijdt. Door de luidsprekers is iemand in het Chinees een heel verhaal aan het afsteken, waar we weinig van begrijpen. Plots verschijnen de eerste paarden op de rijbaan. In hun staarten zijn gekleurde linten gevlochten. Aan hun manen en de teugels zijn ook versieringen aangebracht. Sommige ruiter gebruiken zadels en stijgbeugels, anderen prefereren zonder iets te rijden en houden zich vast aan de manen van het paard. De paarden zijn niet blij met ruiter op hun rug en proberen ze ervan af te gooien. Ze steigeren en bokken wild. Met drie man per paard wordt het beest in bedwang gehouden. Soms lukt het paard zich van zijn berijder te ontdoen. De ruiter komt er niet altijd goed vanaf. We zien een paar ruiters hinkend afdruipen. Een paard is zo wild dat het zich op de grond laat vallen en omrolt, vastbesloten om zich te bevrijden. De ruiter komt onder het paard terecht en grijpt naar zijn heup. Een van zijn vrienden trekt snel zijn jasje uit en springt erop. Als ruiter heb je pech als je paard net met zijn kont naar de start staat als het fluitje klinkt. Dan moet je maar hopen dat het paard genoeg energie heeft om de achterstand in te halen. Zodra het fluitsignaal gegeven wordt, stuiven de paarden ervandoor. Het publiek joelt en juicht. ‘Woe-hoe-oei’ klinkt het als de paarden langskomen. We worden erdoor opgezweept en voor we het weten roepen we het mee: ‘Woe-hoe-oei’.
De kleine Lobsang Tashi is de jongste deelnemer en alhoewel hij de langzaamste van de groep is waarmee hij start, krijgt hij een oorverdovend applaus. De media die aanwezig is, houdt van hem. Stoer, met zijn ondeugende brede lach, poseert hij voor de camera’s.
Dan is het pauze en moeten we allemaal het stadion verlaten. Het ballengooien is populair net als het ringen gooien. Families zoeken een plekje in de schaduw om te picknicken. Monniken, Tibetaanse vrouwen en het handjevol toeristen lopen samen rond om van de zon en het festival te genieten.
s’ Middags is Lobsang La aan de beurt. Hij doet mee in de drafklasse. In hoeverre ik het met mijn amateursoog kan zien, doet hij het goed in tegenstelling tot veel van zijn concurrenten. Hij is bijna de enige die zijn paard in bedwang kan houden zodat hij net in galop gaat. Voor het publiek is de draf minder opwindend om te zien dan het racen. Martien haakt halverwege de middag af. Wij blijven tot het einde. Naast ons zit een groepje mannen die met stopwatches de tijden bijhouden van de paarden die over de finish gaan. Ze schrijven in een notitieboekje nummers en tijden op. Ongetwijfeld gaat hun gesprek over de hoogte, kracht, lengte en snelheid van het paard. Misschien gaan ze morgen wedden met deze gegevens of brengen ze aan het einde van het festival een bod uit op het paard.
Rond 16.00 uur is de eerste dag afgelopen. Bij de uitgang staat een groep monniken flesjes frisdrank te verzamelen voor het klooster door ballen te gooien. Ze hebben al twee plastic zakken vol. Op het veld zijn nomadententen verschenen. Naast de tenten staan paarden ongeduldig en vurig over de grond te schrapen met hun hoeven.
De tweede dag van het festival verslapen we ons, waardoor we laat aankomen. Lobsang La en Lobsang Tashi zijn al aan de beurt geweest. Gelukkig zijn we net op tijd voor de wedstrijd wie het meeste katta’s van de grond kan rapen. De ruiters gaan rechtop staan en buigen zo diep mogelijk naar de grond om de katta’s van de grond op te rapen. Als ze te diep naar de grond buigen, vallen ze eraf. Dit gebeurd een paar keer, tot groot vermaak van het publiek. Als een ruiter veel katta’s heeft, barsten de toeschouwers in luid gejuich, gefluit en het typische ‘woe-hoe-oei’ los.
Na de pauze, is het tijd voor de prijsuitreiking. Net als de ‘officials’ en de militairen (waarom die er moeten zijn, is me echt onduidelijk) op de eretribune plaats nemen, gaat het gieten. Ik begin bijna te geloven dat de natuur een duidelijke mening heeft over het continue vertoon van de militaire macht die tentoon wordt gesteld.
In een grote groep gaan de paarden en ruiters, waaronder onze kleine Khampaman en Lobsang La, naar de tribune. We rennen vlug om en haasten ons onder de tribunes door om dichterbij te komen. Dan pas zie ik dat nog twee jongens van het kindertehuis gereden hebben. Lobsang La Gyalzur heeft 2 prijzen in de wacht gesleept. Hij is een keer vierde en een keer zesde geworden!
Met Lobsang La en Jampa La rijden we mee naar het kindertehuis om afscheid te nemen. Het is onze laatste dag in Gyalthang. We hebben alleen die avond nog om van alle vrienden afscheid te nemen.
In de 12 dagen dat we gebleven zijn, hebben we veel vrienden gemaakt. Dat betekende bijna elke avond tot laat in het café praten en soms eten bij die, dan weer bij die. Even een praatje maken daar en even langsgaan bij die. We voelen er ons thuis. Toch merken we dat we moe zijn van alle indrukken die we hebben opgedaan en van alle verhalen die ons verteld zijn. Maar we zijn vooral dankbaar aan onze vrienden voor de fantastische tijd die ze ons gegeven hebben en dat ze ons zo in hun midden hebben opgenomen.
|