Labrang, 28 mei 2008
Toegvoegd: 7 juni 2008
Op het matje bij de PSB
Vroeg in de ochtend staan we te kleumen op het busstation. Met een knoop in mijn maag: zou het ons lukken om Labrang binnen te komen?
De rit van 3 uur is prachtig. Vanuit Repkong klimmen we naar boven en gaan over de eerste pas heen. De bergen worden steeds ruiger en op sommige toppen ligt nog sneeuw. Dan dalen we af en rijden door graslanden, die omgeven worden door lieflijke bergen. Hier en daar zien we in de verte een nomadentent. Soms rijdt een ruiter te paard door de vlakte. De dorpen die we passeren worden steeds kleiner. De vlakte en het gebied lijkt steeds minder bewoond te worden. Steeds vaker zien we mooie vogels, die verschrikt opvliegen als onze bus langsrijdt. Bergmarmotten schieten snel weg in hun holen.
Dan opeens is een er politiepost. We zitten vooraan in de bus en kunnen moeilijk wegduiken. De politieman komt de bus in, kijkt rond en stapt zonder iets te zeggen uit. De bus kan verder. We kijken elkaar aan: zou het ons gelukt zijn? We rijden tien minuten later Labrang binnen. Ook op het busstation lijkt niemand zich er druk om te maken dat er twee toeristen uit de bus stappen. Op het kaartje in de Lonely Planet zagen we dat we langs het kantoor van de PSB (Foreign Police) moeten om bij het guesthouse te komen. Het lijkt ons beter om een taxi te nemen, aangezien de PSB het werkelijke gevaar voor ons vormt. We staan een beetje te schuilen achter een pilaar en houden de eerste taxi aan, die langskomt.
De taxichauffeur wil ons wel brengen. We stappen snel in en gaan op weg. De taxichauffeur, zo te zien een Tibetaan, hangt de hele tijd aan de telefoon. We rijden bijna de Tibetaanse wijk in van Labrang als de chauffeur opeens omkeert. Bij een Chinees eettentje stopt hij en gebaart ons uit te stappen, wat we weigeren. Een man komt het eettentje uit en rukt het portier open. Terwijl hij zijn hand uitsteekt naar ons zegt hij: ‘Foreign Police, where are you from?’. Ik blijf ijzig kalm en schud zijn hand en geef antwoord op zijn vraag. De PSB-er begint een enthousiast verhaal over hoe hij drie maanden bij een vriend in Schoorl heeft gelogeerd. Dan wil hij onze paspoorten zien en geeft dan uiteindelijk uitleg: ‘Helaas kunnen we geen buitenlandse toeristen in Labrang accepteren. Misschien hebben jullie daarvan gehoord?’. Zo onschuldig mogelijk, reageer ik verbaasd en ontkennend. Hij vertelt dat er rellen zijn geweest en dat we dat waarschijnlijk wel gehoord hebben. Marnix merkt op ‘die rellen waren toch in Tibet?’, waarop de PSB-er zegt: ‘Dit is Tibet!’. Als we niet in zo’n hachelijke situatie hadden gezeten, had ik enigszins triomfantelijk moeten lachen om die opmerking. Blijkbaar geeft de PSB in Labrang het zelf ook toe dat Labrang bij Tibet hoort. Opeens gooit de PSB-er het over een andere boeg. Hij vind Nederlanders leuk en wil ons niet direct wegsturen. Als we de taxi huren voor 250 yuan, dan mogen we bij gratie drie uur in Labrang rondlopen. Om 15.00 uur moeten we dan weg zijn. Als we dit niet willen, dan moeten we om 14.00 uur de bus pakken naar Linxia. Op dat moment is het iets over 12 uur. Het Labrang klooster gaat pas om 14.00 uur open en juist daar wil ik naar toe. Als we de bus pakken, kunnen we niets zien... Marnix is kwaad omdat de PSB-er ons overduidelijk aan het omkopen is en zelf zeker een deel van de winst opstrijkt. Ik ben nog bereid tot onderhandelen. Dan koop ik ons maar tijd in Labrang. Ik heb namelijk het gevoel dat ons korte bezoekje wel eens erg interessant kan worden. Ik begin over ons beperkte reisbudget en dat we 250 yuan niet kunnen betalen. De PSB-er en taxichauffeur willen echter niets van onderhandelen weten. Uiteindelijk zeg ik: ‘Helaas, maar dan gaan we met de bus van 14.00 uur weg’ en sta op. De PSB-er wordt opeens intimiderend en wil dat we dan eerst nog langskomen op kantoor om kopieën van onze paspoorten te maken. De taxichauffeur brengt ons ernaar toe. Zodra we weer buiten staan, wordt de taxichauffeur gebeld en kan er opeens wel onderhandeld worden. Hij biedt ons de 3 uur in Labrang, plus een rit naar Linxia aan voor 200 yuan. Na stevig onderhandelen en drie keer roepen ‘Breng ons maar naar het busstation’, krijgen we het voor 160 yuan voor elkaar. Hij zet ons af bij de Labrang Gompa en haalt ons daar weer op om 15.00 uur precies.
Opstandige monniken
De taxi rijdt weg en we horen geschreeuw van de kant van het centrum afkomen. Een snelle blik naar elkaar is genoeg om direct die richting op te lopen. Het geschreeuw komt vanuit een ommuurde tuin die bij het Labrang klooster hoort. We lopen naar de poort en lopen aarzelend de tuin in. Honderden monniken staan elkaar uit te dagen terwijl ze luid ‘Cho cho’ roepen. Het ziet er speels uit en we schieten in de lach. De monniken komen onze kant op lopen en gaan door de poort heen naar buiten. Ze maken 2 rijen en worden iets rustiger als er drie lama’s tussen de rijen en de poort door naar de tuin lopen. Daarna barst het spel weer los. Joelend tikken ze met vuisten elkaar op het hoofd en de rug. Weer klinkt het ‘Cho cho cho’. We begrijpen er niets van, maar lachen mee met de monniken. Ze gaan de poort weer door de tuin in en komen even later weer terug. We staan dan in de tuin bij de poort. De monniken roepen nu naar ons ” Welcome!’ en steken hun duimen naar ons op. Een monnik roept luid en duidelijk ‘Free Tibet!’. We zijn zo verbaasd dat we niet eens iets terugroepen. De monniken gaan nu debatteren in groepjes in de tuin. We zijn een van de weinige toeschouwers op dat moment. Een monnik komt naar ons toe en gaat recht op zijn doel af: ‘Do you love China?’. We zijn een beetje overdonderd door de vraag en reageren terughoudend. De monnik neemt geen blad voor zijn mond en zegt: ‘Ik niet! China wil ons de mond snoeren en overal geld voor hebben.’. Dan zegt Marnix heel diplomatiek: ‘Wij houden van Tibet’ en een brede lach breekt door op het gezicht van de monnik. Ik maak een ‘sst’ gebaar omdat ik weet dat we in de gaten worden gehouden en ik niemand in de problemen wil brengen. Maar de monnik vertelt gewoon verder over dat er vorige week nog demonstraties waren. Ik vraag hoeveel mensen er opgepakt zijn. Hij antwoord: ‘Ongeveer 100 monniken zijn gearresteerd. China is echt slecht.’ Dan wordt hij geroepen en moet weg. Ondertussen stroomt de tuin gestaag vol met pelgrims, doe ook allemaal hun duimen naar ons opsteken.
De monnik die ons rondleidt in het klooster, Kenchuk, steekt ook zijn antipathie voor China niet onder stoelen of banken. Bij een tempel waar een portret van de Panchen Lama staat, zegt hij: ‘Dit is de Panchen Lama’, kijkt even naar ons en als hij mij ziet fronsen, voegt hij eraan toe: ‘Die de Chinezen hebben aangesteld.’ Ik reageer: ‘Ik dacht ook al...’ waarop Kenchuk zegt “ Ken je de foto van de echte?’. Het is jammer dat we zo weinig tijd hebben en echt door het complex moeten haasten. Kenchuk vraagt waarom we om 15.00 uur wegmoeten en we vertellen hem dat de taxichauffeur ons verraden heeft aan de PSB en dat we op bevel van de politie om 15.00 uur weg moeten. Hij grinnikt en zegt: ‘En jullie hebben niet gevraagd waarom?’. In de oudste tempel, steek ik twee yakboterlampjes aan voor opnieuw al onze Tibetaanse vrienden in Nederland. Dan is het 15.00 uur en we beloven Kenchuk dat we nog een keer terug komen om alles rustig te bekijken. Hij lacht en zegt op ons te wachten.
Weggestuurd naar Linxia
Precies om 15.00 uur stappen we in de taxi. Vanaf Labrang naar Linxia wordt de natuur steeds saaier. Er lijkt een steeds dikkere laag stof in de lucht te hangen die alle kleur uit de omgeving lijkt te trekken. Linxia en Lanzhou zijn dan ook een van de meest vervuilde steden van China. Als we Linxia binnenrijden twee uur later, is het in onze ogen de meeste lelijke stad die we ooit gezien hebben. Het contrast met het prachtig gelegen Labrang, met zijn karakteristieke en sfeervolle Tibetaanse wijk met lemen huizen, is te groot. Linxia is een Chinese stad op zijn lelijkst: hoge woontorens van tegels en glas, vuil en kapot, enorme brede straten, winkeltjes in een soort containers en alle panden lijken van een eind neergekwakt te zijn. We nemen ons voor er direct de dag erna weer weg te gaan en zelfs te proberen om weer in Xining te komen.
|