Toegevoegd: 12 augustus 2006
Gobi, 27 juli tot en met 5 augustus 2006
Algemeen
Met een oud Russisch busje gaan we op pad. De trip duurt tien dagen en in die tien dagen leggen we 1800 kilometer af. Over voornamelijk onverharde en slechte paden wel te verstaan. Het wordt een heleboel hotsen en botsen en soms worden we op de achterbank tegen het dak gelanceerd. Zoals op de tweede dag, doordat het plots geregend had in de Gobi woestijn en een enorme modderpoel ontstaan was. We hadden geen keus en Byambaa, onze chauffeur, moest er door heen. Slippend en glijdend heeft hij ons veilig op het droge gebracht. Het Russische busje is geknipt voor trips als deze en met een chauffeur als Byambaa komt het zeker allemaal goed.
Al snel buiten Ulaanbaatar rijden we door de steppes, de eindeloze steppes van Mongolië. Oneindige vlaktes en woeste leegheid. De omgeving verandert elke twee uur en is steeds adembenemend mooi. Bijna te mooi zodat het nauwelijks meer indruk maakt. Bergen, grasvlaktes, meren, bossen, glooiende heuvels, grillige rotspartijen, velden met wilde bosuien, kale zandvlaktes en duinen, uitbundig bloeiende veldbloemen, watervalletjes, rivieren, koeien, kamelen, geiten, schapen, hier en daar een mens, zo nu en dan een ger en yaks, yaks, yaks. Het komt voor dat we op een hele dag vijf andere mensen zien en twee passerende auto's. Mongolie is werkelijk het land van oneindig veel niets en waar buiten de steden lelijkheid niet lijkt te bestaan.
De steden waar we langs komen, of beter gezegd de provinciehoofddorpen, zijn allemaal lelijke, grauwe, fantasieloze en van een eind bij elkaar gepleurde gebouwen. Laat ik zeggen dat het na dorp drie voor mij duidelijk is dat je voor de steden niet naar Mongolië moet gaan. Maar voor de natuur des te meer.
Het is het enige land waar ik ooit geweest ben waar ik 120 kilometer de ene kant op kan kijken en nog eens 60 kilometer de andere kant op. Nederland past daar gewoon tussen! Die overweldigende ruimte om je heen en absolute stilte is haast niet te bevatten. Het geeft me een gevoel van enorme vrijheid. Alleen om in zo'n open veld naar de wc te gaan is even wennen, maar na een tijdje, zitten we als het echt niet anders kan gezellig op een rijtje!
Een trip van tien dagen beschrijven wordt een beetje saai en ellenlang verhaal. Ik houd het dit keer dus bij de hoogtepunten:
Dinosaurusbotten (Bayan Zag)
Aan het eind van dag twee, waarop we weer opnieuw vooral veel kilometers afgelegd hebben om zoveel mogelijk in de buurt van Bayan Zag te komen, slapen we voor het eerst in een ger. De ger is van een familie die een aantal gers verhuurd aan toeristen. De ger waar wij slapen, wordt echter duidelijk bewoond door een gezin. Al snel wordt duidelijk dat Byambaa deze familie goed kent. We zien hem de rest van de avond niet meer en er hangt een verdachte alcohollucht om hem heen...
Na een nachtje kamperen en ontdekken dat onze slaapzakken niet tegen de kilte van de Mongoolse steppe bestand zijn, is de bedbank in de ger erg comfortabel. Na een nachtje heerlijk slapen, gaan we de Flaming Cliffs bekijken, oftewel Bayan Zag. De plek is beroemd geworden omdat een Amerikaan rond 1920 hier een dinosaurusei heeft gevonden. Later zijn hele skeletten en meerdere botten gevonden. Nu is er niet veel meer van te zien, maar de Mongoliërs koketteren nog lustig met hun dinosaurusplek. Ik vind het vooral een prachtige plek vol met grillige rode rotsen, vandaar de naam Flaming Cliffs, van waar je geweldig uitzicht hebt over de uitgestrekte vlaktes.
Smeltend ijs (Yolyn Am)
Op dag vier kijken we of Yolyn Am nog van ijs is. Khalillna is een beetje zenuwachtig. Ze is bang dat door de extreme warmte en de regen die gevallen is, geen ijs meer te zien is. Het is ongeveer een uur lopen door de kloof die Vulture's Mouth heet. Op sommige plekken is de kloof niet meer dan 5 meter breed. De rotswanden rijzen recht omhoog. Na de derde bocht in de kloof moet Yolyn Am te zien zijn. Khalillna kijkt als eerste om de bocht en roept opgelucht; 'Ijs!'. Yolyn Am heet het stuk ijs dat de kloof bedekt en meestal de hele zomer overleefd. Het stuk kloof krijgt namelijk geen straaltje zon door zijn ligging. Maar Yolyn Am is nu heel hard aan het smelten, waardoor de stukken ijs bizarre vormen hebben gekregen. Soms heeft een stuk ijs een blauwe of groene gloed. In bepaalde stukken zijn ijsspegels te zien en we kunnen, als we willen, onderdoor een stuk ijs kruipen. Het is te riskant, dus we lopen netjes er omheen. Door het ijs is de temperatuur ook een stuk koeler. Onbegrijpelijk: ijs middenin een woestijn, terwijl het hartje zomer is.
Zingende zandduinen (Khongoryn Els)
Voor Marnix en mij is het een grote wens om de zandduinen van Khongoryn Els te zien. Voordat we ons kamp opslaan aan de voet van de 300 meter hoge zandduinen, worden we uitgenodigd bij een nomadische familie om een kopje echt lekkere melkthee te komen drinken. Als ik uit het busje stap hoor ik een geluid dat door merg en been gaat. Vijf babykamelen staan vastgebonden aan een paal en brengen het meest zielige geluid voort dat ik ooit gehoord heb. Een geluid dat ik direct herken van de overigens prachtige film 'The story of the wheeping camel'. Ze huilen met een hartverscheurend hoog geluid om hun moeder. De moederkamelen lopen kilometers verderop in de steppes en roepen naar hun kinderen, terwijl ze zich richting de ger haasten. Ik blijf gebiologeerd staan kijken hoe uiteindelijk na 15 minuten gehuil en geroep, de moederkameel arriveert en het kleintje tevreden zijn buikje vol drinkt.
Het is voor het eerst dat we vroeg in de middag arriveren en de tijd hebben om lekker te luieren. Niet zo hel ver van ons kamp vandaan is een ger met opnieuw babykamelen die om hun moeder huilen. Ik hoop maar dat dit niet de hele nacht door gaat, ik zou er niet van kunnen slapen. Aan het einde van de middag worden de moederkamelen gelukkig binnen gehaald en stopt het zielige gehuil van de babykamelen. Mijn nachtrust lijkt verzekerd.
Om 18.00 uur, als de zon niet meer zo fel brandt, klimmen we de zandduinen op. 300 Meter lijkt niet zo hoog, maar het is ontzettend zwaar om de top te halen. Het zand is zo zacht en rul dat bij elke stap die ik zet, ik een halve stap terugzak. De enige manier is om heel snel te lopen of om op handen en voeten naar boven te klauteren. We redden het en vergapen ons aan het uitzicht vanaf de kam van de zandduin. Voor 12 kilometer breed alleen maar glooiende, gouden zandduinen met tekeningen van gave golfen door de wind. De zandduinen gaan in de lengte nog 100 kilometer door. Marnix en Sander gaan nog een hogere top beklimmen, Lisanne en ik vinden de top waar we op zitten wel genoeg. Terwijl de mannen al een tijdje weg zijn, worden Lisanne en ik gezandstraald door een plotseling opstekende harde wind. Het lijkt ons verstandig om alvast maar naar beneden te glijden. We glijden half naar beneden als ik opeens een vreemde trilling onder me voel, gevolgd door een zingend geluid alsof een lage bas stemoefeningen aan het doen is. Verwonderd kijken we om ons heen, kippenvel op onze armen: de zandduinen zijn aan het zingen door de wind! Waanzinnig gewoon!
Monastery in de bossen (Thovkhon Kiid)
In de buurt van Khujirt ligt de monastery Thovkhon Kiid verborgen in de bossen. Een afstammeling van de grote Chinggis Khaan, Zanabazar, die in 1641 de belangrijkste Boedhistische leider in Mongolië werd, heeft het klooster in 1653 opgericht. Het is maar een uur lopen door het bos heen, maar wel continue omhoog. De agressieve muggen en vervelende vliegen maken de tocht er niet makkelijker op. Het klooster ligt prachtig op de punt van een rots, maar haalt het helaas niet bij de kloosters van Kibber of Tabo in India. Als ook hier blijkt dat alleen aan toeristen toegang wordt gevraagd, besluit ik maar buiten te wachten op de anderen die wel naar binnen gaan. Ik ben geloof ik ondertussen een beetje tempelmoe aan het worden. Volgens Marnix die een uur later weer naar buiten stapt, was de tempel niet echt de moeite waard. 'Op het mooie uitzicht na, hebben we al veel indrukwekkendere gompa's gezien'. Ik weet direct over welke hij het heeft.
Slapen bij een nomadenfamilie
Khalillna kent in de buurt van het klooster een nomadenfamilie. Het is alleen even zoeken waar ze nu precies staan. Na een paar keer vragen en hun foto laten zien, weten we waar we moeten zijn. Agressief blaffende honden begeleiden ons busje tot aan de ger. We stappen nog maar even niet uit. De gastheer en zijn vrouw zijn niet thuis en we moeten even wachten. Na twintig minuten komen ze thuis. En zoals het gebruikelijk is in Mongolië, zijn we van harte welkom. De gastheer heet Bold, zijn mooie vrouw Yanjmaa (spreek uit Jantjemaa) en hun geweldige dochtertje Solongoo. Ik kan wel geen Mongools, maar vind het al genoeg om er te zijn. Lisanne en Sander geven Solongoo en een neefje uit Ulaanbaatar ballonnen en pennen en de pret kan beginnen. We spelen met de kinderen tot we de heerlijke vegetarische dumplings van Khalillna kunnen eten. Het is een welkome afwisseling op de afgrijselijk vieze keiharde kaas of het smerige yoghurtvel die we krijgen. Dan nog liever de airaik (wodka van merriemelk) of de pure wodka. Het is erg onbeleefd om niets te eten of te drinken, maar de Mongoliers zijn snel tevreden. Een klein nipje of hapje van hun traditionele 'lekkernijen' is genoeg. Onze matrasjes worden op de vloer gelegd achter de kachel. De lamp brandt precies boven onze slaapplek (met een klein zonnepaneel op het dak van de ger kan de lamp elke avond branden) en trekt vooral veel zwarte torren aan. Zodra het licht uit gaat, begint het torren van het dak te regenen. Bold heeft ons uit voorzorg watjes gegeven om in onze oren te doen. Stel je voor dat er een zwarte tor in een van onze oren wil gaan wonen.
Na een ijskoude nacht, warmen we onszelf in de ochtendzon. Buiten zit Yanjmaa de yaks te melken. Het zijn echt vreemde beesten. Ze zien er woest uit met hun lange haren en wipneusen. Het geluid dat ze voortbrengen lijkt het meest op het gemopper en geproest van oude zuurpruimen. We dollen nog wat met de kinderen, maken de verplichte (en toch leuke) familiekiekjes en dan is het tijd voor ons om weer verder te gaan. Jammer, ik had best nog een paar dagen willen blijven.
Oudste klooster in Mongolie (Erdene Zuu Kiid)
Erdene Zuu Kiid is de oudste monastery in Mongolie. Ogedei, een zoon van Chinggis Khaan, is rond 1260. Het klooster ligt twee kilometer buiten Karakorum, dat door Chinggis Khaan als de hoofdstad werd uitgeroepen in 1220. Het was niet echt een handige plek, omdat de grond om de stad heen erg arm is. Na veertig jaar werd als nieuwe hoofdstad Beijing (toen Khanbalik) aangewezen. Vandaag de dag wordt er opnieuw gesproken om Karakorum de hoofdstad van Mongolie te maken.
Het klooster wordt omgeven door 108 stupa's en bestaat uit drie tempels. We kunnen maar twee tempels bezichtigen, de derde staat in de steigers. Het is nu echt duidelijk dat we een beetje teveel tempels hebben gezien. We raken niet meer warm of koud van de eeuwenoude fresco's en de Boedhabeelden. Uit beleefdheid stel ik nog wat vragen, maar ik wil het liefst weer naar buiten. Het is absoluut een bijzondere tempel, het ligt echt aan onszelf. Gewoon 'templed out' zoals dat in het Engels heet.
Karakorum wordt door heuvels omgeven en op vier van die heuvels, staan stenen schildpadden die de stad beschermen. Nog vreemder is de plek waar vrouwen die graag zwanger willen worden naar toe gaan. Een stenen penis 'wijst' in de richting van twee heuvels, die samen de vorm hebben van een vagina. Het verhaal gaat dat als je als vrouw op die penis gaat zitten, je direct zwanger wordt. Geen enkele vrouw doet dit echt, zelf had ik ook niet echt de behoefte, maar offert wel veel geld. Het kan mij allemaal niet zo boeien en ik taai af richting souvenierkraampjes.
Surrogaat duinen (Mongol Els)
De laatste nacht kamperen we weer onderaan zandduinen, de Mongol Els. Iedereen is behoorlijk moe van negen dagen flinke afstanden afleggen en van de vele indrukken. Nauwelijks iemand werpt nog een blik op Mongol Els en vergeleken met Khongoryn Els, zijn dit een paar kleine hoopjes zand. Niet echt om wild van te worden. We maken het gezellig met een kampvuur en kletsen tot middernacht.
De volgende dag breken we ons kamp vroeg op. Ik ben ontzettend blij dat ik even niet meer in een tent hoef te slapen, in een muffe, stinkende slaapzak op een matje waar we de hele tijd afglibberen. Misschien vind ik kamperen toch niet meer zo leuk of we hebben gewoon niet de juiste spullen bij ons. Tegen het einde van de middag zijn we in Ulaanbaatar en opeens vind ik het een hele drukke stad!
|