toegevoegd: 25-10-2005
Saunabus
15 oktober 2005
Op het busstation schuilen we onder een afdak. We zien hoe een arme, arme, arme geit in de bagageruimte onder in de bus wordt gepropt. Zijn geprotesteer helpt niets. Het luik wordt dichtgeklapt. Arme, arme, arme geit. In de bus zelf loopt het kwik wel op tot 45 graden denken we. Het zweet staat ons op de bovenkant van onze handen. De mannen naast beginnen te roepen dat de chef moet gaan rijden. Eenmaal onderweg komt er een verkoelend briesje door het luik in het dak. We gaan naar Segou, een van de koningssteden van Mali.
Het Ségou van nu laat weinig meer zien van de oude rijkdom. Het is een nieuwe stad. Het oude Ségou ligt een paar kilometer buiten de stad.
Net aangekomen in Ségou volgt Mohamed ons over het busstation. Hij weet wel een leuk hotel. We vertellen hem dat we naar de Mission Catholique willen en hij wijst ons de weg. Zijn oudere broer Moulay voegt zich halverwege bij ons. Hij is natuurlijk gids, zelfs de baas van de gidsen, en heeft gewerkt bij, jullie raden het al, Ashraf en Baobab.
In Ségou is het ook bloedheet. De missie lijkt opeens heel ver weg met de tassen op onze rug. Met hoofden als watermeloenen komen we aan. We nemen een verkoelende douche en trekken schone kleren aan. ‘s Avonds komen we Moulay weer tegen en hij nodigt ons uit voor Thé Africaine. Uitgebreid krijgen we te horen wat hij allemaal wel niet voor ons kan doen. We spreken af als we geïnteresseerd zijn in iets, we elkaar om 10.00 uur de volgende dag bij zijn fietsenverhuur zien.
Slapjes
16 oktober, Ségou
Marnix heeft iets verkeerd gegeten of gedronken. Slap, diarree en kramp. Geen goed idee om ons ook maar een beetje in te spannen. Een heel goed idee dus om een dag lekker te niksen. Onze kamer leek wel een broeikas, dus we hebben allebei ook slecht geslapen. In de avond slepen we onze matrassen naar buiten, hangen onze klamboes op en voilà: luchtige tentjes. Steekt er ook nog een lekker koel windje op, eindelijk afkoeling!
Vergane glorie van het Bambararijk
17 oktober, Ségou
Het is markt vandaag. En wat voor een markt. Je zou er een winkel mee kunnen vullen. Manden, waterzakken van autobanden, matten, bezems, potten, pannen, spaarpotjes van gerecycled blik, kruiden, groenten, vis, vlees (dood èn levend), fruit en jawel : ook gedroogde hagedissen, kaurischelpen, een schedel van een of ander beest en nog meer ondefinieerbare zooi voor fetisj priesters.
Marnix voelt zich al iets beter en dus huren we de fietsen bij Moulay. Al hebben we laten merken dat we de fietsen willen huren, op het moment supreme moeten ze toch nog even gerepareerd worden. Enfin, op zijn Afrikaans dus.
Het is halverwege de ochtend en nog te doen qua hitte. We fietsen de 9 kilometer naar Ségou Koro, het oorspronkelijke Ségou.
Op te kleine mountainbikes, kletsnat van het zweet en met pijn in onze dèrrière, komen we aan. De kinderen wijzen ons de weg naar het dorpshoofd. Natuurlijk woont hij in het mooiste huis. Nederig betalen we hem de verplichte touristtax van 2500 CFA. Een gids leidt ons rond, nadat we uitdrukkelijke toestemming hebben gekregen van het dorpshoofd om foto’s te nemen. Het dorp is gesticht door de fameuze Biton Coulibali. Iedereen die het boek Ségou van Maryse Conde gelezen heeft, kent het verhaal. Het Bambararijk werd gevreesd tot in Timboektoe toe. Een dorp met veel , maar vooral ook een geweldadige en bloederige geschiedenis. Ik kan het niet helpen mezelf af te vragen of er in de dikke muren van het paleis nog menselijke resten te vinden zijn van de Peul die geroofd waren. De moskee, meer dan vijfhonderd jaar oud is erg indrukwekkend, maar vandaag de dag bewoond door een kolonie bijen.
|