Toegevoegd: 31 oktober 2006
Sauraha, Chitwan National Park, 21 tot en met 24 oktober 2006
Het busstation ligt twee kilometer buiten Sauraha. Vijf 'touts' zijn de bus al ingestapt voordat het busstation uberhaupt in zicht is en steken onverstoorbaar hun verkoopverhaaltjes af. Tegen dovemansoren naturlijk, want wij hebben onze keus al gemaakt. Alhoewel het eerlijk is te te geven dat het lastig is om ze te negeren. Ze zijn verdomd goed. Op het busstation staan nog eens vijftien 'touts' ons op te wachten. Onze tactiek om rustig even af te wachten werkt voor geen meter. Voor we het goed en wel door hebben, zijn we de enige toeristen die nog geen beslissing hebben gemaakt. Alle twintig 'touts' staan dus om ons heen, allemaal tegelijk hun hotel, waar ze natuurlijk commissie krijgen die wij moeten betalen, aan te prijzen. Uiteindelijk weten we een deal voor elkaar te krijgen om voor 30 rupees (ongeveer 40 eurocent) afgezet te worden bij het hotel waar we naar toe willen. Het werkt natuurlijk niet. De andere passagiers moeten naar het Jungle Wildlife Camp en zodra we daar aankomen, wordt de druk weer opgevoerd. 'Willen jullie echt niet even kijken?' enzovoorts enzovoorts. De chauffeur doet er nog een schepje bovenop: 'De Annapurna View Lodge (onze keus) is gesloten'. Ik begrijp het zelf ook nog steeds niet, maar we zwichten en huren een redelijke kamer voor 200 rupees in het Jungle Wildlife Camp. Maar daarmee is het niet afgelopen. Twee dagen lang worden we lastig gevallen met junglewalks, package tours, kanotochten, olifantensafari's en ga zo maar door. Help! Waarschijnlijk weet elke toerist direct wat hij wil zodra hij in Sauraha aankomt en zijn wij een uitzondering, maar wij weten nog helemaal niet wat we willen.
Een wandeling door het dorp helpt ons de wanhopige, pusherige verkopers en 'touts' iets beter te begrijpen. Het is nog erger dan in Pokhara. Een hele lange straat bestaat uit honderden souveniershops, restaurants en guesthouses. Het echte dorp bestaat uit niet meer dan een handjevol kleihutten, die er overigens erg mooi uitzien, maar dat even ter zijde. Een klein kioskje en misschien een eettentje zou genoeg zijn voor de bewoners van deze hutten. De rest van de straat is dus gericht op de toerist, die in geen velden of wegen te bekennen is. Op onze wandeling komen we langs de Annapurna View Lodge, hartstikke open natuurlijk en leeg, helemaal verlaten. We praten even met de eigenaar en vertellen hem dat 'ze' (we dachten dat het niet vriendelijk was om te zeggen wie het gezegd had) gezegd hadden dat hij dicht was. Zijn lip begint te trillen en hij weet zich met moeite goed te houden. Aan zijn reactie te zien is dit niet de eerste keer dat dit over zijn guesthouse gezegd is. Deze man staat op de rand van failliet gaan. We houden er zo'n rotgevoel aan over dat we besluiten een hartig woordje met de eigenaar van de Jungle Wildlife Camp te wisselen. En dat doen we. Niet dat het veel helpt. Een paar sorry's komen over zijn lippen en dan is het weer back to business: 'Heben jullie al besloten...'. NEE!
Tijdens onze kennismaking met het dorp, zien we wel iets heel opmerkelijks op de menuborden staan. Een 'Patatje oorlog'! Watertandend bestellen we direct een bord en op de groene paprikasnippers na, wie heeft er nu ooit paprikasnippers over zijn patatje oorlog gehad?, komt het aardig in de buurt van een echt Hollandse patatje oorlog. Ik leer het zelfs aan de familie, die een piepklein restaurantje (Sweet Memory Restaurant) bezit aan de rand van het dorp, maar dan natuurlijk wel zoals het hoort. Zonder de paprikasnippers dus.
Baby-olifanten voeren
Zo onopvallend mogelijk proberen we de tweede dag van het terrein af te komen. Voor we het weten moeten we ons verdedigen waarom we niet bij hun geboekt hebben of waarom we geen packagetour willen. Het lukt, ongezien komen we langs de receptie en stuiten op een eigenaardige man in safari-outfit. Hij begint direct tegen ons aan te ouwehoeren en vraagt waar we naar toe gaan. Zonder te wachten op een uitnodiging van onze kant besluit hij om met ons mee te gaan. De drie kilometer naar het Elephant Breeding Centre leggen we misschien in anderhalf uur af. De vreemde snoeshaan loopt erg, erg langzaam. In het olifantencentrum worden olifanten getraind om toeristen op hun rug te vervoeren de jungle in. De grote dumbo's staan aan een ketting vast, maar sommige babies mogen vrij rondlopen. Met een zak olifantenkoekjes lopen we langs het hek. Ik zie het meest schattige baby-olifantje ooit aan het hek staan. Ze is zes maanden oud en steekt bedelend haar slurf onder het hek door. Op mijn knieen voer ik haar alle koekjes. Ik moet ze wel in stukjes breken; een hele krijgt ze nog niet weg. Voorzichtig grijpt ze met haar slurf het stukje koek uit mijn hand. Ik kroel ondertussen wat op haar kop met babyborstelhaar. Wanneer ze de hele zzak heeft leeg gegeten, is het een puinhoop op de grond en haar slurfje ziet eruit als, nou ja, zoals een baby eruit ziet die zonder slab gegeten heeft.
De snoeshaan blijft ons gezelschap houden. De dingen die hij zegt zijn erg dubieus en we willen min of meer van hem af. Maar bij terugkomst in Sauraha, lijkt hij daar iets anders over te denken. 'So, see you tomorrow?'. Het is eigenlijk meer een mededeling dan een vraag. Gelukkig hebben we geen tijd. We hebben namelijk een jungle walk van een halve dag en een olifantensafari in de middag geboekt.
Tijgers niet gezien
Ik kan 's nachts niet slapen. Visioenen van ontmoetingen met tijgers, neushoorns en cobra's trekken aan mijn ogen voorbij. In Afrika is er een gouden regel: Wanneer er beesten als olifanten, leeuwen, neushoorns of buffels in het park wonen, mag je niet te voet het park in. En die regel is er niet zonder reden. Halverwege de nacht besluit ik niet op de jungle walk te gaan. Marnix gaat wel en ik wacht hem op bij het Sweet Memory Restaurant. Natuurlijk heeft hij niets gezien op een paar apen, een hert, geneeskrachtige planten en een bloedzuiger op zijn buik na. Hij was na twee uur dikke groene muren om zich heen de wandeling ook wel beu.
Om drie uur in de middag staan we klaar voor de olifantensafari. Onze olifant is de knapste olifant van Sauraha. Haar oren en slurf zijn rood geverfd en ze heeft twee schattige staartjes bovenop haar kop. Sanokali lijkt het allemaal best te vinden als we in het bakje op haar rug klimmen. Waggelend 'rijden' (geen idee hoe je dat noemt in dit geval) we naar het begin van de bufferzone van het park. Twee stijve Chinezen klimmen bij ons in het bakje en vanaf minuut een krijsen ze naar hun landgenoten, die in andere bakjes op andere olifanten zitten. We zijn ervan overtuigd dat we niets helemaal niets gaan zien. Tot overmaat van ramp heeft een andere bus Indiase toeristen uitgebraakt, ook niet een van de meest rustige soort toerist op deze wereld.
Nou ja dan maar gewoon genieten van het hobbelen op de rug van een olifant. In het park proberen we zoveel mogelijk takken te vermijden, dat soms onmogelijk is. Dwars door de kruinen van bomen en hoge struiken heen schommelen we dieper de jungle in. Het is koel in het donkere woud. Vogels kwetteren onverstoorbaar door. Soms bewegen de takken van dichte struiken maar we zien niets. We naderen een open plek en ik kan toeristen zien met camera's in de aanslag. Zoveel hebben we wel geleerd op de safari's in Kenia: een groep busjes en toeristen die uit het dak hangen met camera's betekent dat er iets te zien valt. Het zijn twee herten, bijna niet te onderscheiden in de struiken vanwege hun schutkleur. Een olifant trompettert nerveus en de herten sprinten weg in het niets. De olifant heeft namelijk twee neushoorns gespot en we hobbelen direct naar een andere open plek. Twee prachtige volwassen neushoorn staan aan de rand van de open plek te grazen. Ze kijken niet op of om. Ik verbaas me over de onverschilligheid van de beesten over de hoeveelheid toeristen die opgewonden naar elkaar schreeuwen. Later vertelt de touroperator ons dat de neushoorn alleen de olifanten herkent als zijnde een van de andere beesten die dit bos bewoond. De toeristen op zijn rug ziet hij niet eens. Vandaar dat we zo dicht bij kunnen komen. Ik moet zeggen een neushoorn tegen komen terwijl je hoog en droog op een rug van een olifant zit voelt een stuk veiliger dan tegen het beest aanlopen te voet.
De rest van onze junglesafari per olifant zien we weinig meer. Een paar krokodillen in de rivier waar we door waden, opnieuw hoog en droog, en op het laatst nog een neushoorn. Dik tevreden vertellen we onze vrienden in Sweet Memory Restaurant hoe het geweest was, waarna we ons weer eens trakteren op een patatje oorlog.
In het hotel wacht ons een nieuwe verassing. De vreemde snoeshaan is drie keer langs geweest voor ons en heeft stennis gemaakt met de hoteleigenaar. De eerste keer dat hij het terrein op kwam, liep hij direct door naar de kamers. De hoteleigenaar vroeg hem naar wie hij op zoek was. De snoeshaan keerde zich om en snauwde hem met roodaangelopen gezicht toe: 'Are you a crazy man?'. 's Avonds komt hij weer het terrein op gewandeld. De hoteleigenaar laat hem wachten in de receptie. We groeten hem en hij valt met de deur in huis: 'So tomorrow we go to the twenty thousand lakes' Het is opnieuw meer een mededeling dan een vraag. Ik zeg zo krachtig als ik kan: 'We were not planning to go there'. 'Why? It is a very beautiful place'. Voordat we kunnen antwoorden zegt de hoteleigenaar dat we dat vooral zelf moeten weten en waarom de snoeshaan hem een 'crazy man' had genoemd. We zijn totaal niet voorbereid op wat er dan gebeurd. De snoeshaan buigt zich voorover (de hoteleigenaar zit achter zijn bureau), tikt met zijn vinger op het bureaubad en zegt, rood van woede: 'Because it looks like a military zone here!'. Marnix probeert de gemoederen wat te sussen, maar het gaat maar door. De snoeshaan roept op een gegeven moment in het gezicht van de hoteleigenaar: 'You are like a little boy to me. You know nothing. I travelled six times in Black Africa, so you are just like a little boy', waarna hij wegstuift. Nooit meer gezien natuurlijk.
Badderen in de rivier
Op de laatste dag in Sauraha wandelen we langs de rivier waar de olifanten tussen elf en twaalf uur een douche nemen in de rivier. Vanaf een aftsandje lijkt het een waar spectakel te zijn, aan de kreten te horen. Aan de oever zijn zitjes waar je van de badderende dumbo's kunt genieten.
Vier olifanten zijn bezig met hun dagelijkse douchebeurt, waarvan drie olifanten zeker negen giechelende, gillende en nerveuze toeristen op hun ruggen hebben zitten. Nederlandse toeristen zijn het. Ze proberen het allemaal om via de slurf op de rug te klimmen, aan het arme beest zijn oren en haren trekkend, zo nu en dan bijna zijn ogen uitstekend... Ach gossie, mogen ze eindelijk even badderen, zijn ze nog niet verlost van die toeristen. Sommige olifanten hebben een duidelijk antwoord op dat gekrioel op hun rug en kop. Ze schudden met hun enorme lijf en binnen een halve seconde glibberen alle toeristen het water in, waarna dumbo zichzelf ook om laat vallen en even kan genieten van het water. Sommige toeristen hebben het beter door en pakken keien uit de rivier om de olifant mee schoon te schrobben. Gezien zijn toegeknepen oogjes lijkt hij dat wel heel lekker te vinden. De olifant die alleen met zijn berijder is, lijkt het meeste lol te hebben. Hij geeft zichzelf een douche door met zijn slurf water op te zuigen en over zijn rug uit te sproeien, waarbij hij zijn bek open doet waardoor het net lijkt alsof hij het uitschatert van pret. Misschien is het beter om vanaf de waterkant het badderen te bekijken en de olifanten zelf even met rust te laten, dan als halve idioten aan zijn kop, oren en rug te gaan hangen.
|