21 November 2024
 

Met het hoofd in de Himalaya

Toegevoegd: 12 juli 2006

Op weg naar Spiti, 27 en 28 juni 2006

Met een snik en een traan nemen we afscheid van McLeod Ganj. Samen met Tiernan (Engeland) en Gerbert (Nederland) vertrekken we met de nachtbus naar Manali. Zij gaan dan verder naar Leh in Ladakh, wij gaan door naar Kaza in de Spitivallei. In de bus maken we kennis met de Israelische toerist. Veel Indiers klagen over ze, maar we hadden ze tot nu toe nog niet ontmoet.

De Israeliers reizen voornamelijk in grote groepen. 's Nachts vertrekken ze uit het hotel zonder de rekening te betalen, roken sigaretten in tempels, zijn grof en blowen overal; dat zijn althans de verhalen die er over ze de ronde doen. De groep die de bus instapt is luidruchtig en weten binnen no time de sfeer te bepalen. Ze zijn overduidelijk aanwezig en houden geen rekening met anderen. Of hun medepassagiers nu willen slapen of niet, ze pakken hun gitaren uit en de hele groep barst los in een luid gezang. Het kan op zich erger, dus ik stoor me er verder niet zo aan. Ze vallen uiteindelijk ook allemaal een voor een in slaap en is de rust weer gekeert.

In Manali blijven we maar een dag. De stad tussen de beboste heuvels kan ons niet echt bekoren. Alhoewel de mensen best aardig zijn en er 's avonds een levendige avondmarkt is, is het er vooral druk en smerig. De maden kruipen door de open riolen. We zorgen dus snel voor een buskaartje naar Kaza voor de volgende dag.

Die volgende ochtend staan we nog moe en slaperig te rillen in de ochtendkilte op het busstation. Naar Kaza vertrekken alleen regionale bussen, dus enig comfort kunnen we de komende tien uur op ons buik schrijven. Maar de rit belooft wel spectaculair te worden. We gaan nu echt de Himalaya in en passeren twee hoge passen, een van 3978 meter en een van 4551 meter hoog. Een beetje bezorgd zijn we wel. Misschien krijgen we wel last van hoogteziekte. Tenslotte zijn we nog nooit hoger geweest dan 3400 meter in Lalibela, Ethiopie.

Net buiten Manali begint het stijgen al en een uur later zitten we al op 3000 meter hoogte. Langzaam verdwijnt de begroeiing en onze eerste stop is vlak voor de Rohtangpas van 3978 meter. Hoewel de sneeuw nu gesmolten is, is het duidelijk een plek voor wintersportliefhebbers. Houten sleeen staan in een rij tegen een houten keet op de volgende winter te wachten. Een groot bord geeft de pistes aan. Het is ook een populaire dagjestrip voor de Indiers. De paarden staan in een rijtje klaar om de eerste toeristen op hun rug naar de top van de Rohtangberg te brengen. Zij zijn klein van stuk; de toeristen die ze moeten vervoeren helaas niet.

De bus is alweer twee uur onderweg en mijn blaas staat op knappen. Er is nog iemand met hetzelfde probleem en de chauffeur stopt bij gratie. Ik beloof hem echt snel terug te zijn. Vijftien meter terug ligt een rotsblok en ik ren ernaar toe. Buiten adem kom ik eraan. Het blijkt dat we vlak bij de hoogste pas zijn en om nu direct op ruim 4000 meter hoogte te gaan rennen is niet echt een goed idee. Draaierig en nog steeds naar adem happend kom ik terug de bus in.

De hele rit vervelen we ons geen moment. Om elke bocht is er weer iets anders te zien: de rivier, een gletcher, besneeuwede bergtoppen en schattige bergdorpjes. Het hoogtepunt is ook het allerhoogste punt: de Kunzum La pas. Op 4551 meter hoogte staat tegen een strakblauwe hemel met hier en daar plukjes witte wolken, een Boedhistische tempel. De Boedhistische passagiers lopen een korte kora waarbij ze de gebedsmolens laten draaien. De honderden blauwe, gele, groene, rode en witte gebedsvlaggen die in de straffe wind wapperen en de ijzige bergtoppen op de achtergrond maken het plaatje af.

Pas 20 kilometer voor Kaza (3600 meter hoog) beginnen we het beu te raken. We zijn dan al negen en een half uur onderweg. We voelen ons zo ontzettend moe. Een monnik op het busstation helpt ons de tassen van het dak af te halen en sjokkend lopen we naar het Snow Lion guest house. Met bonkende hoofden en weer buiten adem komen we aan. Is dit nou de vermoeidheid of hebben we toch een beetje last van de hoogte?

We slapen, sinds lange tijd weer onder een deken, het klokje rond en de volgende dag is er niets meer aan de hand.