Toegevoegd: 19 oktober 2006
Bandipur, 13 tot en met 15 oktober 2006
Een toeristenbus brengt ons van Kathmandu naar Dumre, waar we in een soort tuk-tuk stappen om naar Bandipur te gaan. De omschrijving in de LP klopt dit keer als een bus. Bandipur is een lieflijk heuveldorpje met hobbelige straten van grote keien en onverharde paden.
We stappen voor het Bandipur Guest House uit, het enige budgethotelletje in Bandipur. Het zit in een prachtig oud Newari huis. De stenen muren worden gedragen door zware donkere houten balken. De kozijnen van de ramen zijn van bewerkt hout, de ramen zelf komen tot op de grond. En zo zien de meeste huizen in Bandipur eruit. Als de dochter van de familie om de sleutel van de kamer rent, staat de deuropening vol met kleuters die net uit school komen. In hun bruine uniformpjes staan ze naar ons te staren en klappen hun handjes tegen elkaar voor hun borst en wensen ons in koor 'Namaste!'. Wat een welkom!
Het dorp is heerlijk rustig en werkelijk iedereen is ontzettend vriendelijk. We ontdekken dat niet alleen de kinderen hun handen tegen elkaar houden als ze 'Namaste' zeggen. In Bandipur is het een gebruikelijke groet.
De tweede dag wandelen we richting een grote grot met vleermuizen. Het gaat ons meer om de wandeling dan om de grot. De omgeving van Bandipur is prachtig en groen. We hebben mooie vergezichten vanaf de trap, die nooit lijkt op te houden. We lopen de trap af, maar na een paar kilometer vinden we het niet leuk meer. Het betekent dat we de trap ook weer terug op moeten! Dan houdt de trap plotseling op en lopen we op smalle junglepaadjes. De struiken en het gras komen tot aan onze bovenbenen. Ideaal voor slangen. In de struiken en bomen die we passeren hangen spinnenwebben van soms bijna een meter doorsnee. De spinnen zien er gevaarlijk uit met duidelijk zichtbare angels en felgele lijven. Ik spring opeens met een grote sprong over een steen heen als ik een klein roodbruin wormpje zie kruipen: een bloedzuiger. Ik ren zowat langs het paadje op zoek naar een 'veilige' plek om even uit te rusten. We besluiten toch nog even door te lopen. Na nog eens twee kilometer kijen we elkaar eens aan: 'Heb jij al lol?' vraag ik aan Marnix. 'Niet echt' antwoord hij en we draaien direct om. Ik ren weer bijna langs de bloedzuigerplek en lopen de trappen op. Bezweet, maar bloedzuigervrij komen we terug in het dorp, waar we op een veilig terras van het wonderschone uitzicht genieten.
We blijven nog een dag en lopen naar de silk farm in het volgende dorp. Het is een makkelijke wandeling, met weer mooie uitzichten over de vallei. De kinderen uit het dorp zijn dolenthousiast met onze komst en rennen om ons heen, al babbelend in het Nepali. Voor het hek van de boerderij blijven ze wachten.
De man van de zijdeboerderij leidt ons rond en laat ons zien hoe zoiets moois door zoiets lelijks gemaakt wordt. De planken met een bodem van groene takken zijn bedekt met honderden dikke witte zijderupsen. De zijderupsen beginnen net zich in een cocon te spinnen en op andere planken zijn een soort grove matten van twijgen gevlochten, waartussen de cocons liggen. De cocons worden na een week naar Kathmandu gebracht. De ene helft laten ze uitkomen vanwege de eitjes. De motten in de overige cocons worden verbrand en de draad losgeweekt in een bad met warm water. Na zo'n educatief uitstapje en wat ronddollen met de kinderen, die buiten bij het hek nog steeds op ons wachten, is er natuurlijk niets beters dan een koude cola op een terrasje.
|