Toegevoegd: 3 december 2006
Mandalay, 12 tot en met 17 november 2006
Met de nachtbus vertrekken we naar Mandalay, de vroegere hoofdstad van Myanmar. Het is ook tweede stad in het land. Omgeven door historische steden, die allemaal eens een belangrijke rol vervulden, en vol bezienswaardigheden, een goede volgende stop denken we. Als blijkt dat de overheid een tien-dollar-ticket verkoopt voor de bezienswaardigheden en de historische steden in de buurt van Mandalay, besluiten we ze maar over te slaan.
In het Royal Guest House kapen we de laatste kamer weg voor de neus van een Frans stel. We zijn na 15 uur in de bus te hebben gezeten, niet meer echt beleefd. Zo snel mogelijk naar bed, dat is het enige dat we willen (en hoe vaak wij al niet beleefd zijn geweest en dan op zoek konden naar een ander hotel omdat die andere toerist de kamer vlug neemt...). De jongen die me helpt om de rugzakken naar de kamer te brengen, zegt jolig dat het hele hotel nu vol zit met allemaal buitenlanders. Hij laat erop volgen 'I love foreigners!'. Ik moet er een beetje om lachen en vraag 'The people from Myanmar are not nice?'. 'No' zegt hij plotseling serieus 'The ones who stay in hotels aren't nice'. Ik vraag niet verder, maar de boodschap is duidelijk: alleen mensen van de overheid kunnen het zich veroorloven in een hotel te overnachten dat 6 dollar per nacht voor een kamer vraagt. Het is de eerste kritische opmerking die ik hoor, maar zeker niet de laatste.
Nadat we een paar uur bijgeslapen hebben, verkennen we Mandalay. Het is net zo'n verloederde stad als Yangon, maar op een of andere manier met meer karakter en sfeer. De mensen knopen vlugger een praatje met ons aan. Trishaw-chauffeurs (een trishaw is een fietstaxi met twee zitjes, de ruggen tegen elkaar) hopen, door even met ons te kletsen, dat we een sightseeing tour met ze willen doen. Het is ietwat vermoeiend om steeds dezelfde vragen te moeten beantwoorden, maar de Myanmarezen zijn zo gezellig en vriendelijk dat we het niet over onze harten kunnen verkrijgen om ze bot af te kappen.
Engels oefenen met monniken
Mandalay heeft nog een aantal plekken waar je de tien-dollar-ticket niet nodig hebt. Eindawya Paya (paya betekent tempel) bijvoorbeeld. Het is vlakbij de centrale markt, die weer niet ver van ons guesthouse is. Tegen vier uur 's middags drentelen we er naar toe. Voordat we nog maar iets gezien hebben, spreekt een monnik ons aan. Of we tijd hebben, vraagt hij. We hebben direct een goed gevoel bij deze monnik, dus natuurlijk hebben we even tijd. Hij wil ons introduceren aan zijn Engelse leraar. We vragen hem even te wachten zodat we de tempel kunnen bekijken, die niet erg bijzonder is. Dan lopen we met hem de tempel uit, naar de wijk waar hij Engelse les krijgt. Het is een woonwijk, waar de mensen niet gewend zijn aan het zien van een paar buitenlanders. We ontlokken veel reacties, van het stilvallen van gesprekken tot het roepen van 'Mingalaba', de standaardgroet in Myanmar. We stoppen bij een huis, waar de huiskamer omgetoverd is tot leslokaal door het vol te proppen met schoolbanken. Kheminda introduceert ons bij de overige studenten; een groep van ongeveer acht monniken. De verlegenheid die de meeste Myanmarezen kernmerkt, hebben zij niet. Ze gaan in een kring om ons heen zitten en vuren aan een stuk door vragen op ons af. Een monnik met een ondeugend gezicht, roept direct 'Ven Persie' als hij hoort dat we uit Nederland komen. Hij is een groot voetbalfan en niet de enige in Myanmar. De leraar komt een kwartier later binnenzetten. Zijn gezicht klaart op als hij ons ziet en in overdreven Brits Engels heet hij ons welkom. Zijn accent is zo netjes dat we hem nauwelijks kunnen verstaan. De overige studenten druppelen binnen. De meesten zijn te verlegen om ons iets te vragen. De leraar pusht vooral de meisjes om ons vragen te stellen. Een meisje verzamelt al haar moed om ons een vraag te stellen, opent haar mond, maar is zo zenuwachtig dat ze niet meer uit haar woorden komt. Alleen de monniken vragen honderduit. Als we merken dat de andere studenten wel willen, maar niet durven, stellen we voor om de volgende dag terug te komen zodat ze een hele avond na kunnen denken over wat ze ons willen vragen. Op dit voorstel wordt instemmend geknikt. Kheminda brengt ons naar het hotel terug en we spreken met hem de volgende dag om kwart voor vier af in de tempel.
Precies op tijd zijn we de volgende dag terug in de tempel. Kheminda staat al op ons te wachten. We lopen al pratend naar de Engelse klas toe. Dit keer hebben de leraar en zijn vrouw voorbereidingen getroffen. Terwijl we wachten op de studenten, zetten ze een schaal met snacks voor ons neer. Ondertussen arriveren de studenten. De leraar is zo vrij geweest ook oud-studenten uit te nodigen en de klas zit stampvol. Een geimproviseerd podium is voorin de klas gebouwd. Als iedereen er is, vraagt de leraar mij om de beginnen. Ik moet op het podium staan en mezelf introduceren, waarna iedereen me een vraag kan stellen. De vragen zijn steeds hetzelfde: 'Where are you from?', 'How old are you?', 'Where are you staying?', 'How many days are you in Myanmar?' en 'What is your profession?'. Het maakt niet uit, het gaat erom om te oefenen met praten. De monniken zijn zoals de dag ervoor brutaler in hun vragen. Ze zijn gefascineerd door het feit dat we getrouwd zijn en ik krijg van hun vragen als: 'Are you happy in your marriage?', 'Do you really love him?' en 'Can you live without him?'. Na anderhalf uur praten en vragen beatnwoorden is het de beurt aan Marnix. Bij Marnix doen de studenten het nog eens dunnetjes over: 'Do you love her?' en 'How much do you love her?'. Marnix komt er iets makkelijker vanaf. De concentratie van de studenten is na twee uur zodanig gezakt, dat we het voor gezien houden. We kletsen buiten nog na met de studenten terwijl we genieten van een welverdiend sigaretje, als we weer binnen worden geroepen. De leraar en zijn vrouw hebben een tafeltje gedekt en serveren een heerlijke noedelsoep met salade. Zijn vrouw bindt twee strengen seringen in mijn haar en dan kijken ze tevreden toe hoe wij de soep naar binnen slurpen. Als de monniken afscheid nemen, fluisteren ze me toe: 'When you see me on the street and you have a problem, call me and I will help you!'. Vol van deze overweldigende hartelijkheid brengt Kheminda ons weer naar huis. Dit betekent meer dan het bekijken van alle bezienswaardigheden bij elkaar.
Gouden Boeddha
We wagen het erop. Officieel hoor je het tien-dollar-ticket te hebben om de Mahamuni Paya te bezoeken. De tri-shaw chauffeur die ons afzet zegt dat ze niet streng controleren, dus dat het mogelijk moet zijn. Voor de ingang staat een tourgroep te trappelen om naar binnen te mogen. We glippen langs de groep toeristen en wachten tot we teruggeroepen worden. Er gebeurd niets en we lopen zo onopvallend mogelijk door tot de hoofdtempel.
In de hoofdtempel staat een gouden Boeddha. Al meer dan honderd jaar, elke dag, komen pelgrims naar deze tempel om stukjes bladgoud op de Boeddha te plakken. Ook nu drukken tientallen mannen stukjes bladgoud op de Boeddha's armen en benen. De oorspronkelijke vorm van de Boeddha is onherkenbaar. Zijn armen en benen zijn dikke vormeloze bulten geworden. Alleen zijn gezicht is nog origineel.
In de hal naast de tempel is een fototentoonstelling waarop een foto uit 1901 laat zien hoe de Boeddha er oorspronkelijk uitzag. Op de foto's die in de volgende jaren genomen zijn, de laatste foto is uit 2002, zie je de verandering plaats vinden.
Vrouwen mogen niet het heilige der heilige in en moeten op een afstand blijven. Ik ga tussen de biddende pelgrimvrouwen zitten en kijk toe hoe Marnix ook een stukje bladgoud op de Boeddha plakt.
Het is de meest indrukwekkende tempel in Myanmar tot nu toe. De pelgrims creeren een levendige sfeer, door dag in dag uit op deze manier hun toewijding aan Boeddha laten zien.
De zon zien zakken vanaf Mandalay Hill
Iedereen die we spreken is laaiend enthousiast over de zonsondergang vanaf Mandalay Hill. We nemen tegen vier uur 's middags een taxi naar de voet van de heuvel. Het is een flinke klim naar boven. De tempels passeren we zonder ernaar te kijken. Bagan met zijn honderden pagodes komt er nog aan dus we moeten nog wat ruimte overhouden. Onverwachts snel komen we aan op het platform, waar al andere toeristen met hun camera's in de aanslag klaar zitten om de zon te zien zakken. Het is nog vroeg. Na een kwartiertje bijkomen van de klim, lopen we een rondje over het platform en ontdekken een andere trap, verborgen achter een altaartje. We zijn nog helemaal niet boven. Dus klimmen we verder en verder en verder ... Elke keer als we denken dat we er zijn is er nog een trap. Pas als we arriveren op het gloednieuwe platform met honderden tourgroeptoeristen, die bekvechten over welke plek beter is: deze of daar, weten we dat we er echt zijn. Het heeft ons een half uur trappen lopen gekost. Opeens tikt een man ons op de schouder. 'Where is your ticket?'. We reageren zo onschuldig mogelijk, zoiets van 'Huh, we need a ticket?', terwijl we direct weten over welke ticket hij het heeft. 'Yes, you need, it is ten dollar per person' antwoord de man. 'Than we go down' zeggen we tegelijkertijd en snellen de trap weer af. Een verdieping lager is het uitzicht precies hetzelfde, maar dan gratis.
We installeren ons op een bankje en zien de zon steeds lager zakken. Op het laatst gaat het snel. Binnen tien minuten is de zon verdwenen achter de horizon. Een explosie van kleuren volgt, geeflecteerd door de wolken die boven de stad en de vallei hangen. Zo her en der verspreid lichten de gouden toppen van de pagodes op. Een paar mensen hebben een vuurtje aangestoken. Dikke rookwolken hangen tussen de pagodes en de huizen, wat de hele zonsondergang die extra mystieke dimensie geeft. Dat was een half uur trappen lopen meer dan waard.
Historisch Sagaing
We maken een uitstap naar een historische stad. De bustout gebaart dat we op het dak kunnen zitten. Ik ben verbaasd, want het is in Myanmar not done als vrouw om op het dak te zitten. Het is te beledigend voor de mannen, die misschien onder haar zitten. Maar ik laat het me niet twee keer zeggen. Duizend keer liever op het dak dan in het overvolle, benauwde busje zelf. Telkens ruim voor een verkeerspolitiecheckpoint stoppen we en klimmen we naar beneden. Zodra we voorbij zijn, klimmen we weer op het dak. Een klein uurtje genieten we van het uitzicht en de frisse lucht.
In 1315 is Sagaing eventjes de hoofdstad geweest van een onafhankelijk koninkrijkje in Myanmar. Van de oude glorie is niet veel meer overgebleven. Op de pagodes na en de vele kloosters, doet Sagaing meer aan als een dorp. Alles ligt ver uit elkaar en de beste manier is om per tri-shaw de omgeving te verkennen. We huren dan ook twee tri-shaws.
De chauffeurs trappen ons rond, naar wat interessant voor ons naar hun idee. Echter na de derde so-so tempel, vragen we ze om ons direct naar de heuvel te brengen. Naar de echte heuvel kunnen we niet omdat we dat verdomde ticket niet hebben, maar onze chauffeurs weten wel een andere plek. Ook hier geldt weer: hetzelfde uitzicht, maar dan gratis. Bovenop deze heuvel staat natuurlijk een tempel. Bijna struikelend over een kleine grasslang met mooie zwarte strepen over zijn gifgroene lijf, lopen we de trap op. Bovenaan staat een zwarte Boeddha uit te kijken over de vallei. Het uitzicht is geweldig. Overal waar we kijken: pagodes en nog eens pagodes.
Waarschijnlijk zijn we de enige toeristen die de markt bezoeken in Sagaing. De meesten hebben daar niet de tijd voor omdat ze alle oude steden in een dag aandoen. Misschien dat juist daarom de markt zo leuk is. De kraampjes staan zo dicht op elkaar dat de paden nauwelijks breed genoeg zijn om naast elkaar te lopen, laat staan elkaar te passeren. De bananen hangen nog aan de stam aan het kraam. Een kat ligt lekker te soezen tussen de kokosnoten in een kraam. Een jong meisje, met de typische Myanmar make-up (thanakha) op haar gezicht, slaat verlegen haar hand voor de mond wanneer we langslopen. Ik begrijp niet dat niet meer toeristen deze markt even aandoen.
|