23 November 2024
 

Haastige spoed is nooit goed

Toegevoegd: 27 mei 2006

Op weg naar Ahmedabad, 17 en 18 mei 2006

Op het gehobbel en gebots na, is ons bed best comfortabel. We zijn op weg naa Ahmedabad met een zogenaamde sleepercoach. De hele nacht rijden we door, zodat we vroeg in de ochtend aankomen in de hoofdstad van het Gujarat district. Ons bedhok zit helemaal achterin de bus. Onder ons zijn zitplaatsen en naast ons zijn een-persoonsbedhokjes. Een paar keer stoppen we onderweg, zodat we even naar de wc kunnen sprinten. Het is echter na 21.00 uur afgelopen met de plasstops, de chauffeur waarschuwt ons dat we nu in een ruk doorrijden.

Echt slapen doen we niet, maar we doezelen wel een beetje weg. Net als ik me eens een keertje wil omdraaien, voel ik de knal . We schieten naar voren. Ik hoor piepende remmen en de kinderen in de bus gillen. Vlug informeren we bij elkaar of alles goed is. We weten dat het mis is, goed mis. Iets waar ik in Afrika altijd bang voor was, gebeurd ons nu in India. Rustig pakken we al onze spullen bij elkaar, trekken onze schoenen aan en klimmen uit ons bedhok. Het enige waar ik aan denk is: 'We moeten die bus uit'. In het gangpad is het chaos. Families graaien paniekerig naar hun bagage en naar elkaar. De doorgang is totaal geblokkeerd. We weten onszelf er toch doorheen te wringen. Bij de deur naar de bestuurderscabine en de uitgang, staat een man iedereen terug te duwen; de angst is van zijn gezicht af te lezen. Marnix weet zich langs de man te wurmen en staat al in de bestuurderscabine. De man houdt mij tegen en zegt dat ik terug moet gaan naar mijn plek. Dacht het niet meneer! Ik kijk hem aan en zeg terwijl ik op Marnix wijs: 'Waar hij is, daar wil ik ook zijn'. De man doet een stap opzij en laat me door.

Ik schrik van de ravage in de bestuurderscabine. Overal ligt glas, geen ruit in de cabine is heel gebleven. De cabine zit helemaal in elkaar. De normale uitgang is onbruikbaar geworden doordat een bak van het dak naar beneden is komen zetten. De stoel van de chauffeur is kapot. De enige manier om de bus te verlaten is om over de stoel van de chauffeur te klimmen. Het smalle portier van de chauffeur staat namelijk een beetje open. Het is ongeveer 4.00 uur in de morgen. Buiten staan al wat mensen, maar de meesten zitten nog in de bus. Busmedewerkers zetten een trapje tegen de ramen, zodat passagiers via die weg naar buiten kunnen klimmen. Nadat we onze rugzakken uit het bagageruim hebben gehaald, pakken we kinderen aan die door de ramen worden aangegeven.

We kunnen alleen gissen naar wat er gebeurd is. Waarschijnlijk wilde de chauffeur een truck inhalen, reed veel te hard, maakte een inschattingsfout en knalde er bovenop. Dat is onze theorie, maar er is alleen geen truck te bekennen. Het blijft een raadsel, maar we hebben geen tijd om er al teveel over na te denken.

Een busmedewerker stopt een passerende bus en vraagt de buschauffeur om ons mee te nemen. Pas als we ons in de luxe stoelen genesteld hebben, beginnen we te beseffen wat er gebeurd is. En hoeveel geluk we hebben gehad. Deze chauffeur rijdt een stuk rustiger en tegen 6.30 uur durf ik voorzichtig in slaap te vallen.