Toegevoegd: 5 oktober 2006
Lhasa, 26 tot en met 29 september 2006
Tashi ontvangt ons hartelijk als we zonder aankondiging het massageproject van Braille Without Borders binnenstappen. Onze laatste dagen in Lhasa willen we gebruiken om een aantal NGO's (Non Govermental Organizations) te bezoeken. Tashi is een van de blinde jongens die opgeleid is tot masseur. 'Het gevoel in de vingers bij blinde mensen is beter ontwikkeld' legt Tashi uit. Het massageproject loopt ontzettend goed. 'We hebben soms wel 25 klanten op een dag' zegt Tashi trots. Hij wil ons ook de school en het tehuis laten zien. We gaan voor het gemak even met de taxi en Tashi waarschuwt ons: 'Niet meer betalen dan 10 yuan hoor, sommige mensen zijn bedriegers hier'.
Het tehuis is klein. In de binnentuin hollen kinderen vanaf een jaar of zes rond. Ze zijn allemaal blind, maar daar merk je weinig van. Ze weten direct dat er twee buitenlanders op bezoek zijn en hangen aan onze armen. 'Hello, where are you from?'. We bezoeken de verschillende klassen en Tashi verteld hoe de blinde oprichtster het voor elkaar heeft gekregen om het Tibetaans in Braille te vertalen. We praten met de invalkracht en de kok. Hun grote droom is om een bibliotheek te openen met Tibetaanse boeken in het braille. We vinden het een mooie droom en laten een flinke donatie achter. Door vier medewerkers lopen we gezellig terugnaar het Barkhor, waar we voor ons hotel afscheid nemen.
De volgende dag willen we naar het Tendol Gyazur kindertehuis. We hebben alleen een briefje in onze hand waarop in het Tibetaans de naam van het dorp staat. De meeste chauffeurs zijn echter Chinees en kunnen, zelfs na tien jaar in Lhasa te wonen, nog steeds geen letter Tibetaans lezen. Twee chauffeurs zijn Tibetaans, maar noemen belachelijke bedragen. Een Engelssprekende Tibetaan komt ons te hulp. Hij wijst ons waar we een minibus kunnen nemen. We vinden de bus zonder problemen en alle passagiers knikken ons toe. Een oude man, draait zich om zodat hij ons goed kan zien. Elke keer als ik hem aankijk, lacht hij naar me. Als hij uitstapt, klopt hij nog even op het raam om gedag te zeggen.
Volgens de buschauffeur moeten we eruit. Het lijkt meer op een school, dan op een kindertehuis, maar we stappen toch even het terrein op. We worden omsingeld door kinderen in rode trainingspakken, het schooluniform hier, en ik laat ze het briefje zien. Ze wijzen naar het gebouw naast de school. En daar staat inderdaad groot op de muur geschreven 'Tendol Gyazur Orphanage'. Songhtsen Gyazur, de zoon van Tendol, ontvangt ons. Hij heeft een Amerikaans accent en vertelt ons het ongelooflijke verhaal van zijn moeder Tendol. Ze is op zesjarige leeftijd haar vader en moeder verloren in de Culturele Revolutie en te voet over de Himalaya gevlucht naar Nepal en India. Vanuit daar is ze in Zwitserland terecht gekomen. In 1990 keert ze voor het eerst van haar leven weer terugnaar Tibet. Ze ziet hoeveel straatkinderen er in Lhasa rondlopen en trekt het zich erg aan. Zeis zelf een wees en wil vanaf dat moment maar een ding: iets voor deze wezen doen. In oktober 1993 opende ze het kindertehuis in Toelung en had zeven kinderen. Haar spaargeld was niet genoeg om meer kinderen te onderhouden. In de jaren daarna is het kindertehuis gegroeid en heeft Tendol een tweede tehuis geopend in Zhongdian, waar ze oorspronkelijk vandaan komt. Ook hier laten we een donatie achter. Wat een ontzettend moedige en sterke vrouw en wat een geweldig werk doet ze in Tibet.
Ondertussen shoppen we rond voor een trip naar de Nepalese grens. In Shigatse spraken we met een aantal reizigers die geprobeerd hadden zelfstandig naar de grens te reizen. Het is onmogelijk volgens hun. Niemand wilde ze meenemen, bang voor de controleposten onderweg. We kiezen voor de veilige manier en boeken een trip. Dit keer moeten we wel briefjes ophangen. Iedereen wil blijkbaar opeens alleen naar Everest Base Camp en weer terug naar Lhasa. Twee Italianen, die eruit zien als Hell's Angels, willen wel mee met ons. Na een avondje praten, is het ons duidelijk dat ze graag een trip willen maken om plekken te zien en dat ze helemaal niet naar Nepal gaan. Zelf zijn Gino en Orlando er ook achter dat onze trip voor hun niet de beste is. Dezelfde avond kloppen twee gestresste Spanjaarden op onze deur. Jaime en Pedro moeten op 6 oktober hun vlucht halen vanuit Kathmandu en kunnen maar geen vervoer vinden. De deal is snel gesloten.
Op de Barkhor kopen we in een middag al de souveniers die we willen hebben. Een handelaar gaat de onderhandeling met ons aan en klapt zijn mobieltje open om het cijfer in te toetsen. Verbaasd pakken we het mobieltje, niet zozeer van de veel te hoge rpijs, maar vanwege de screensaver. Een foto van de echte Dalai Lama prijkt op zijn scherm. We moeten direct lachen, maar de verkoper schrikt een beetje als hij merkt dat we het gezien hebben. Gelukkig is deze kleine weerstand tegen de Chinese bezetting er nog steeds.
Op de laatste dag in Lhasa, lopen Marnix en ik nog een keer de kora rond de Jokhang. De tranen staan in onze ogen. De dag ervoor zijn we allebei op verschillende momenten ook al in tranen uitgebarsten. Ik wil Tibet nog helemaal niet uit, maar wordt min of meer gedwongen door de hordes Chinese toeristen die vanaf 1 oktober alles onbetaalbaar maken, inclusief vervoer naar de grens. Maar het belangrijkste is dat Tibet zoveel indruk op ons maakt, ons zo raakt en dat we allebei bang zijn dat er over tien jaar helemaal niets meer van deze prachtige cultuur over is. China is letterlijk bezig met een stille culturele genocide in Tibet en we zien dagelijks het bewijs ervan. Het maakt ons woest, intens verdrietig en laat ons ontzettend machteloos voelen. Vooral het feit dat geen enkele overheid in het Westen China eens de waarheid zegt frustreert me. Ik weet het antwoord al: 'Economische belangen'. Maar is een mensenleven en een hele cultuur misschien niet iets meer waard dan goedkope Chinese rotzooi?
|