21 November 2024
 

Feesten in Luang Prabang

Toegevoegd: 10 januari 2007

Luang Prabang, 29 december 2006 tot en met 5 januari 2007

De keus om naar Luang Prabang te gaan, is de juiste geweest. Niet voor niets een UNESCO-stad, we kunnen ze sparen ondertussen, is het werkelijk een paradijselijke stad. Heel groen, overal palmbomen, vrijstaande houten woningen in wederom Laotiaanse stijl, brede straten en heuvelachtig. Ingeklemd tussen twee grote rivieren, de Mekong en Nam Khan, geeft de stad een eilandgevoel. We halen opgelucht adem; stel je voor dat we niet meer enthousiast konden worden van een plek als deze.

We zijn niet de enige enthousiastelingen. Als we na een acht uur durende busrit tegen 18.00 uur 's avonds aankomen, zien we tientallen backpackers op straat lopen, op zoek naar een guesthouse. Het lijkt alsof elke toerist oud en nieuw wil vieren in Luang Prabang. We laten ons afzetten in de buurt van het Chittana guesthouse. De moed zakt ons in de schoenen als we de steeg inlopen en net een groep backpackers uit het guesthouse zien komen. Voor de zekerheid vraag ik toch of ze een kamer hebben. De vrolijke manager, ook wel King Kong genoemd, zegt dat hij een kamer heeft voor 12 dollar. Het lijkt erop dat het Chittana guesthouse zijn prijzen aan het hoogseizoen heeft aangepast. We kijken elkaar even aan en weten dat we waarschijnlijk weinig keus hebben, dus nemen de kamer. Het is of een dure kamer of uren zoeken naar een goedkope kamer. En Luang Prabang mag dan qua inwonersaantal een kleine stad zijn, maar is erg uitgestrekt. Voor je het weet leg je kilometers af.

De volgende ochtend stropen we de stad af op zoek naar een goedkopere kamer. Bij zeker twintig guesthouses lopen we binnen. De managers en medewerkers beginnen al te lachen als ze ons binnen zien stappen. Een manager zucht: 'Het lijkt wel of iedereen op zoek is, de hele dag door'. Het meest gehoorde antwoord van die dag is: 'Sorry, we are full'. Ik begin de tel kwijt te raken en Marnix zijn goede humeur als we in een zijsteeg aan de Mekongkant van de stad beet hebben. In het Chanthy Banchit guesthouse zijn ze een kamer aan het opknappen, die om 18.00 uur klaar is en zeven dollar kost. We reserveren de kamer direct en gaan onze spullen halen uit het Chittana guesthouse. De rest van de dag zien we nog meer toeristen met hun rugzakken en koffers door de stad sjouwen. In en uit stegen, in en uit guesthouses en hotels. Op oudjaarsavond slapen zelfs twee backpackers in het voorraadhok van het Chanthy Banchit Guesthouse omdat alles, tot het duurste hotel toe, vol zit.

Het paleis en de tempels van Luang Prabang

Nu we gesetteld zijn, richten we ons op de stad zelf. Nu bestaat Luang Prabang uit tempels, tempels en nog meer tempels. Iets waar we niet meer direct op zitten te wachten. Een museum lijkt de moeite waard te zijn. Voor de tempels moeten we nog even moed verzamelen, maar een museum gaat er wel weer in.

Het Royal Palace Museum, oftwel het paleis, werd tot 1975 bewoond door Koning Sisavonang Vong en zijn familie. In 1975 werd de koninklijke familie gedwongen door de verzetsbeweging, overgewaaid uit Vietnam, die in Laos Pathet Lao werd genoemd, om het paleis te verlaten en in ballingschap te gaan in oost Laos. Daar heeft de familie de jaren tot hun dood in een grot gewoond onder zeer slechte omstandigheden. Nadat de oorlog in Vietnam was geeindigd, werd het paleis omgetoverd tot een museum. De kamers van de Koning en Koningin zijn nog in originele staat te zien. De overige ruimtes, zoals de ontvangstkamer van de Koningin staat vol met glazen kabinetkasten, waarin geschenken aan de Koninklijke familie te zien zijn. Terwijl ik me amuseer met de vreselijk kitscherige cadeau's uit China, Vietnam, Nepal, India, Amerika en Australie, weet Marnix me te vertellen dat er in totaal 323 Boeddhabeeldjes tentoongesteld staan; uit verveling zelf geteld. De beeldjes zijn de overblijfselen uit verwoeste, vaak eeuwenoude tempels, ook het werk van Pathet Lao. In bijgebouwen zijn twee kunstexposities te zien, die ons maar matig kunnen interesseren. Het is vooral het prachtige park om het paleis heen en het paleis zelf, die een bezoek aan het museum waard zijn.

De volgende dag besluiten we een tempel te proberen. We gokken direct op de belangrijkste van allemaal, de Wat (Laotiaans voor tempel) Xieng Thong. Het is druk. Grote groepen toeristen, waarschijnlijk tourgroepen gezien hun identieke petten en t-shirts, wandelen luidruchtig over de binnenplaats. We wachten rustig tot ze weer verdwenen zijn. Dat is een groot voordeel van groepsreizen; ze hebben nooit veel tijd om iets te bezoeken. Ondanks dat we niet de enige toeristen zijn op dat moment, hebben we de hoofdtempel zowaar vijf minuten voor ons alleen. Na vijf minuten komen twee stellen binnen, die net als ons even gaan zitten om alles in zich op te nemen. Het is doodstil en we staren onze ogen uit. Na lange, lange tijd, ben ik weer onder de indruk van de kracht die er van Boeddhistische tempels uit kan gaan.

In de dagen erna bezoeken we nog drie tempels, twee actieve en een 'verlaten' tempel. De twee actieve tempels waren ook gesloten voor bezoek op de tijd dat wij langskwamen. De andere, Wat Visoun, was wel open. Hoewel minder indrukwekkend dan Wat Xieng Thong, zeker de moeite waard. Deze tempel lijkt een opslagruimte te zijn voor oude Boeddhabeelden die gerestaureerd moeten worden. De beelden staan in groepen bij elkaar. Sommige beelden zijn beschadigd en allemaal zitten ze onder het stof en de spinnewebben. Juist dat heeft iets bijzonders. Het maakt de tempel levendig, niet zo steriel. Toch laten we onze tempelbezoeken hier maar bij.

De heuvel Phu Si kan nog wel rekenen op een bezoekje. Niet zozeer vanwege de tempel die op de top staat, maar vanwege het erg mooie uitzicht over de stad, de rivieren en de jungle aan de andere kant van beide waters. Als ik een bordje 'Footprint of Buddha' zie staan, word ik wel nieuwsgierig. We lopen de trap af op zoek naar de voetafdruk. We staan bijna weer beneden aan de andere kant van de heuvel, als we eindelijk de grot vinden. Een enorme voetafdruk, van zeker een meter lang, is te zien. Een beetje teleurgesteld zeg ik: 'Ik wist niet dat Boeddha een reus was'.

Oud en nieuw vieren in het tuin van de Governor

Op straat worden flyers uitgedeeld voor het oud & nieuw feest in de tuin van de burgemeester. Met een Duits stel, Caro en Andre, ontmoet in het guesthouse, gaan we ernaar toe.

Het feest is al in volle gang als we rond 22.30 uur arriveren. Aan tafels zitten de rijkere Laotianen te eten en gezien de lege flessen Johhny Walkers betwijfel ik het of ze middernacht nog wel halen. Op een podium is een modeshow bezig. In de bomen in de prachtige tuin hangen lampionnen. We spotten een lege tafel achterin de tuin en gaan zitten nadat we een kleine voorraad Lao beer hebben ingeslagen. Twee Duitse meiden en Alan uit Australie schuiven ook aan. Na de modeshow barst het feest los. Een band speelt afwisselend Laotiaanse, Thaise en Aziatische versies van Westerse hits. De toeristen zijn het meest uitbundig en springen het podium op om het nieuwe jaar al dansend in te luiden. De hoeveelheid Johhny Walkers doen de Laotianen al snel volgen.

Aan de tafel naast ons zitten erg dronken Laotianen de hele tijd te gieren van het lachen. Een man, die ons probeert uit te leggen wat hij doet, heeft de hele tafel gehuurd voor zijn collega's en hun vrouwen. 'Grappig' zegt hij 'Jullie drinken bier Lao en wij drinken Johhny Walker! Net nu we begrijpen dat jullie Europeanen handen schudden, beginnen jullie onze manier van groeten over te nemen. Ik vind het erg grappig'. We schieten in de lach en als hij ons uitnodigt om te gaan dansen, gaan we met z'n allen de dansvloer op.

Het podium staat op een gegeven moment zo vol met springende en feestvierende mensen, dat de organisator ingrijpt. Of we voor het podium willen dansen is zijn verzoek. Hij is bang dat het podium instort. We dansen vrolijk verder en hebben ontzettend veel lol met iedereen. Maar als een katsbezopen Laotiaanse hiphopper met ons gaat dansen, is het feest echt compleet. Met een brede grijns danst hij hiphopstijl op Hotel California van The Eagles. 'Dit is toch helemaal niet jouw muziek?' roep ik tegen hem. 'Nee! Maar het geeft niet, ik heb lol' schreeuwt hij terug.

Om twaalf uur kopen mensen en masse vuurballonnen. De twee Duitse meiden ook. Met zijn alles laten we de ballon op. Naast het vuurwerk, is de lucht nu gevuld met tientallen flikkerende lichten. Dan wensen we elkaar een heel goed 2007. Ik heb tranen in mijn ogen als ik Marnix gelukkig nieuwjaar wens. Dit jaar komt er een einde aan onze droomreis, maar betekent ook het terugzien van onze familie en vrienden. De lucht is vol van tegenstrijdige emoties. Om niet te emotioneel te worden, gaan we weer snel de dansvloer op om tot bijna twee uur 's nachts verder te feesten in de tuin van de burgemeester. 

Monniken op aalmoezentocht

Een ding dat niet gemist mag worden in Luang Prabang is de aalmoezentocht van de monniken, vroeg in de ochtend. Om zes uur staan we klappertandend van de kou op de Sisavangvongstraat. Ik zie voornamelijk andere klemende toeristen met hun camera's in de aanslag. Slechts vier Laotianen zitten op het trottoir te wachten op de monniken. Straatverkopers proberen ons oude rijst te verkopen om aan de monniken te geven. Gelukkig hebben we de gedragsregels op een poster in een van de tempels goed gelezen. Een van die regels was: 'Koop geen rijst van de straatverkopers, maar verse rijst op de ochtendmarkt als je iets wil geven aan de monniken'. Braaf als we zijn, luisteren we daar naar.

De dikke ochtendmist begint een klein beetje op te klaren, maar het zicht is nog steeds slecht. Dan doemt opeens de eerste monnik op, gevolgd door een lange rij. Hun oranje gewaden tekenen onnatuurlijk scherp af tegen de doffe ochtendkleuren. In een lange sliert lopen ze langs de Laotianen, die op hun knieen en met het hoofd gebogen, rijst in hun kom scheppen. Net nadat de eerste rij monniken weer door de mist wordt opgeslokt, komt een tweede groep van de andere kant. Drie Japanse toeristen rennen voor ze uit om hun eer en respect aan de monniken te bewijzen. De Japanners kunnen zich net op tijd installeren om de eerste monnik rijst te geven. Het gaat snel en in volledige stilte. Ik sta zelf ademloos toe te kijken. Een beeld om nooit te vergeten.

Grotten vol Boeddha's

De meeste toeristen gaan per boot naar de Pak Ou grotten. We horen van anderen dat de grotten wel mooi zijn, maar dat het te druk is 's ochtends. De boten vertrekken namelijk allemaal om dezelfde tijd. We betalen iets meer voor een tuk-tuk in de middag in de hoop om de grotten meer voor onszelf te hebben. Onze tuk-tukchauffeur zet ons af in het dorp aan de overkant, waar we een boot moeten nemen naar de grotten. We hebben geluk, we hebben beide grotten voor alleen.

De grotten zijn al eeuwenlang een pelgrimsoord voor Boeddhisten. Het zijn twee natuurlijke grotten in een kalkstenen klif. Ze staan beide vol met grotere en kleinere Boeddhabeelden. De laagste grot is makkelijk te bereiken met een trap. Voor de hogere grot moeten we een paar steile trappen op. De hogere grot heeft een smallere opening en gaat verder door naar achteren, waardoor we een zaklamp moeten 'huren' bij een mevrouw, die hier al op gerekend heeft en zaklampen verhuurt voor 5.000 KIP. De batterijen zijn bijna op en ik vraag of ze 2.000 KIP ook accepteerd. Ze heeft vermoedelijk goede zaken gedaan die ochtend, dus ze accepteert mijn aanbod direct.

Het is dat de tocht naar de grotten toe erg mooi is en de laagste grot  fascinerend, maar mocht je een keer in Laos zijn en niet genoeg tijd hebben om ze te bezoeken, treur niet. Zo bijzonder waren ze nu ook weer niet.